Opening van de tentoonstelling "KUNST-IN-KERK" t.g.v. de 28e St.-Pietersfeesten. (1 juli 2005)
Onze 8ste tentoonstelling “KUNSTinKERK” t.g.v. de 28ste St.-Pietersfeesten is gewijd aan het werk van Carl Vandendaele, tevens de schepper van onze kruisweg. Nu kunnen wij ook nog ander werk van hem bewonderen. De opening van de tentoonstelling verliep heel stijlvol. Ze werd opgeluisterd door een ensemble met Carola Dieraert (hobo), Enovic Lecocq (hobo) en Wouter Wemel (piano). Het werk van de kunstenaar werd voor het talrijke publiek geduid door Gaby Verzele, van wie hier de tekst volgt:
Carl Vandendaele werd geboren in 1960. Vanaf 1991 volgde hij kustacademie te Oudenaarde van 1992 tot 1993 zat hij op de Academie Beeldende kunsten te Zottegem en van 1996 tot 1998 was hij leerling in de Academie te Anderlecht.
Dit vermeld ik hier, omdat dit nu eenmaal mooi staat op een CV! Maar voor Carl Vandendaele is het maar wat het is. Wat het voor elke kunstenaar maar mag zijn. Gewoon de weg tot het aanleren van technieken. Al was het maar om het te beschilderen doek te “prepareren”. Maar met de juiste aanwending van een eigengemaakte techniek laat hij zijn werk de banaliteit overstijgen. Wezenlijk is immers de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, niet zozeer de manier waarop aan die uitdrukking wordt vorm gegeven..
Zijn eerste werken waren in de stijl en traditie van het Vlaamse expressionisme. Expressionisme betekent: uitdrukkingskunst. Dat wil zeggen de uitdrukking van een gevoelde emotie, een visie, een idee. Geen louter indrukken, geen natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid buiten de kunstenaar. Neen, de expressionist dringt door tot de kern, het wezen, de essentie van de omringende wereld: de mens, de dieren, de dingen. Op die manier verplicht de kunstenaar zich niet tot natuurgetrouwheid, maar vervormt hij, schematiseert hij, schakelt al het overbodige uit. Hij schept als het ware een nieuwe werkelijkheid. De weg naar de abstractie ligt dus open. En aldus bootst de kunstenaar de werkelijkheid niet na, maar beeldt hij ze opnieuw uit, herschept hij ze op een eigen misschien wel eigenzinnige manier. Zie zijn “woonkamer”: een kamerbrede tafel, een stoel… essentiële objecten om van te leven, te eten, te drinken, te praten, te zwijgen, te bidden, want het kruisje hangt erboven. Ieder huisje heeft immers zijn kruisje.
Carl is landschapsarchitect van opleiding. Dat maakte van hem iemand die oog heeft voor de natuur. Zo had hij ook schilder van idyllische landschappen kunnen zijn, maar hij is iemand die zijn inspiratie zoekt en vindt bij oude, afgedankte materialen die hij weet te assembleren en te reconstrueren tot een nieuwe werkelijkheid. Al die materialen van verschillende aard en vorm weet hij in te passen, te plooien en te lijmen letterlijk en figuurlijk naar zijn visie en gevoel. Een levenloze constructie wordt een levende, organische werkelijkheid. Want het leven blijft het belangrijkste. Ja, de méns staat centraal! Ziet de mens. Ecce homo. Een paar keer hier te zien in verschillende fases en poses. Het gekreukte en geroeste ruwe materiaal belichaamt de geknakte mens. En voor een religieus mens is dat het beeld van Jezus die zijn kruisweg ging.
Zie zijn kruisweg.
Het christelijk weekblad Tertio wijdde er ook een artikel aan, waaruit ik citeer: “Opmerkelijk is dat er de jongste jaren een hernieuwde belangstelling voor de kruisweg bestaat. In de vasten van 2004 werd het kruiswegontwerp van kunstenaar Carl Vandendaele uit Ronse opgehangen in de plaatselijke Sint-Pieterskerk. Mede omdat die kerk uit 1997 geen kruisweg had, kreeg die daar nadien – door een schenking van de kunstenaar – een vast onderkomen. De iconografie volgt het traditionele schema. Daarbij blijven de opeenvolgende staties herkenbaar, ondanks de vergaande expressionistische vervormingen. Doordat de Jezusfiguur, met zijn witte gelaat, er telkens anders uitziet, vervalt de kunstenaar nooit in stereotypen en winnen de composities nog aan kracht. Assemblagekunstenaar Vandendaele gebruikte acrylverf en recuperatiemateriaal, waaronder houten latten, staaldraad en hooi. De ‘finishing touch’ gebeurde met Oost-Indische inkt.”
Aanvankelijk moesten wij eraan wennen. Deden wij er goed aan dit werk in onze kerk op te hangen? Er zijn discussies over gevoerd. Niet over de noodzaak van een kruisweg, niet over de inhoud, maar wel over de vorm. Maar het werd ons duidelijk dat niet alleen de zachte kleuren zo goed harmonieerden met ons gebouw. Ook achterliggende visie op de lijdensweg van de Heer leek ons boeiend genoeg om bij elk tafereel even stil te staan. Die visie is hoe je het ook bekijkt religieus - uiteraard door het onderwerp, maar ook door het getuigenis van een sterke verbondenheid met de dingen rondom ons, die dezelfde lijdensweg doormaken en eindigen in stof en schroot, maar toch uiteindelijk tot een vreemde schoonheid worden gevoerd. Daarom ontbrak er nog een statie: de Verrijzenis. Carl noemde het een verlossing. het begrip verrijzenis kun je immers opheel veel manieren invullen. toch is het op en top christelijk De spiegeltjes die erin zitten verwerkt, zeggen iets van: “Wij zien, elkaar weer”. Om het met Paulus te zeggen: ”Nu kijken wij nog in een spiegel, we zien raadselachtige dingen, maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht.”
Dat werk maakt inderdaad zijn kruisweg compleet. Net zoals de dingen, het stof en schroot in de handen van de kunstenaarshand een nieuw bestaan verwerven is het ook onze hoop dat ons leven, de puinhoop soms die wij ervan gemaakt hebben tot een nieuw en zinvol bestaan wordt opgewekt. Tot een nieuw kunstwerk in de handen van God.
G.Verzele