Home | kalender
 

Sint-Hermes



Crypte

Episodes

Smokkelhol

EPISODES UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE CRYPTE


III DE CRYPTE ALS SMOKKELHOL

Niettegenstaande de bres die men vanaf 1647 in de zuidermuur van het cryptetransept gebroken had en de toen nog bestaande laatmiddeleeuwse uitgang naar de bovenkerk, was in de XVII-XVIII e eeuwen de meest gebruikte deur voor die “Krocht” die welke nagenoeg overeenkomt met de huidige inkom voor de bezoekers. Maar toen kon men in en uit dat lokaal geraken, zonder dat één enkele ziel daarvan weet had. Immers, het terrein van het oudere kloosterpand (afgebroken ca. 1655) was nog steeds ommuurd. Om dus in de crypte te geraken volstond het om door de achterdeur van het kapittelhuis op het vroegere kloosterpand geraken. Dat kapittelhuis diende in principe nog steeds als vergaderzaal van de kanunniken en als archiefdepot, maar het was met verloop van tijd evolueerd tot een drankhuis, eerst voor de geestelijken, later voor allen. Het vraagt dus weinig verbeelding om te verwachten dat de waard van het kapittelhuis van die omstandigheid zou gebruik maken om de crypte als een soort privé-voorraadkelder- voor wat anders, dan ... drank? Dit misbruik werd in de hand gewerkt door het feit dat het kapittel zelf de (toen reeds helemaal ontwijd). Crypte als stapelplaats voor allerlei bouw- en herstelmaterialen gebruikte en meer dan eens de waard als helper om die materialen naar de crypte te verslepen. De waard wist al gauw om van de sleutels ervan dubbels te maken. Het beroep van slotenmaker was toen boeiend. Het kon de kanunniken niet ontgaan zijn dat langzaam de (legale) bouwmaterialen gezelschap kregen van steeds meer (illegale ?) biertonnen en flessen met drank. Hoogwaarschijnlijk poogde de waard de ongewenste inspectie van sommige kanunniken te vermijden om het grootste gedeelte van de vaten aan het oog te onttrekken door ze in de grond in te graven. Bij onze opgravingen (vooral in 1962-63) vonden we niet minder dan 70 in de cryptegrond speciaal ingeboorde holen met erin de scherven van de wijnflessen erin. Jammer genoeg was er geen enkele fles nog intact. Want bij de zgn. restauratie (d.i. de ontpleistering) van de crypte in 1899 + 1901) van de crypte had men ook het (met de eeuwen verhoogd) vloerniveau weer naar zijn oorsprong teruggebracht en daarbij alle (hoe jammer: alle) 70 flessen zonder pardon onthoofd en verbrijzeld en de kostelijke inhoud ervan in de grond laten weglopen. Hoe zijn de arbeiders van ca 1900 bij het werk niet dronken geworden? Wij ook niet meer zoveel jaren later. Slechts bij drie exemplaren konden nog voldoende scherven terugvinden om de flessen weer enigszins te reconstrueren. Die zijn er te zien.
image 1632

Maar de Kanunniken waren niet opgezet met dat weinig passend gebruik van de crypte en begonnen te reageren. In november 1693 vinden de eerste verordeningen tegen het oneigenlijk gebruik van de sleutels van de crypte en verwittigen de slotenmaker Pieter Van Moorlegem geen dubbels van de cryptensleutels meer te maken. In 1703 vernieuwt het kapittel alle sloten van de crypte, maar in 1713 moeten de kanunniken allen verwittigen die er allerlei zaken staan hebben, die vóór 1 januari 1714 weg te halen. Blijkbaar hielp dat allemaal niet want op 1 februari 1737 wordt aan de waard van de kapittelkelder hetzelfde verbod weer herhaald en beslissen om voortaan in de pachtbrief die clausule in te voegen en te herhalen die beslissing nogeens op 25 oktober, toch wordt is in die pachtbrief van 13 december 1737 die clausule vruchteloos te zoeken. Nogeens op 22 mei 1744 wordt alweer hetzelfde verbod herhaald en op 5 juni van hetzelfde jaar wordt ter gelegenheid van de vernieuwing van de 9-jarige pachtbrief dat verbod speciaal nog eens benadrukt. Maar toen brandde de lont reeds aan de bom die precies op de vooravond van het St. Hermesfeest van 1745 zou ontploffen.
Om te begrijpen wat er gaat volgen, moet de lezer weten dat de kanunnikenvrijheid uit de vroegere Middeleeuwen een aantal voorrechten en voordelen bewaard had, o.a. het invoeren van sterke drank voor eigen gebruik zonder accijnzen te moeten betalen, maar dus niet het uitvoeren en doorvoeren van datzelfde goedje. En dàt wat de uitbaters van de kapittelkelder ineen gebokst hadden met de hulp van (ons verder onbekende) gespecialiseerde bende. Die lucratieve smokkel duurde reeds enkele jaren (die oogluikend geduld werden door een aantal kanunniken- zeker de kapitteldeken Jan Baptist Delzoy-en misschien in de voordelen ervan ook deelden. Maar de financiële diensten van het graafschap Vlaanderen te Gent vonden dat het nu lang genoeg geduurd had en stuurden drie ambtenaars van de accijnzen naar Ronse om de viso dergelijke grote smokkelonderneming vast te stellen. Blijkbaar wist men te Gent reeds vooraf wanneer de smokkelwaar zou aankomen te Ronse of vertrekken. De drie waarnemers kwamen te Ronse aan op 26 augustus 1745 en namen hun intrek in de herberg “In den Franschen Schildt” iets hogerop in de Kerkhofstraat (nu St. Martensstraat). Iets lager in dezelfde straat en op de hoek van het Schipstraatje lag de herberg “In het schip” gepacht toen door Frans Spilleers, die reeds eerder de kapittelkelder jarenlang gepacht had. Die Frans Spilleers voerde voor het kapittel regelmatig vrachtopdrachten uit. Blijkbaar bezat die Spilleers minstens één vrachtwagen en de sleutels van de crypte. Toen de inspecteurs de eerste avond op onderzoek trokken, zagen ze licht in de crypte en hoorden het gerucht van graafwerken. Maar tegelijk circuleerde een gewapende bende onder de leiding van Frans Spilleers en zijn zoon Frans en zijn broer Louis die de ambtenaar met gebaren en woord uitdaagden. Daarop vroegen de Gentse inspecteurs assistentie van de Ronsische politieagent Michel Langie, maar deze laatste liet zich na enige tijd meetonen om in het schip met de anderen brandewijn te gaan drinken. Jammer genoeg kunnen we het uitvoerig en smakelijk verslag van die twee nachten niet ex professo reproduceren (maar die tekst is te lezen in ons Sint Pieters en Hermesstift, 1960,II, p. 626 getuigenis tot undecies en in Annalen van 1986 pp. 117-127). Tot ca. 4 uur van de morgen bleven de inspecteurs de arbeid in de crypte van buitenuit te volgen: nu met aarde opvullen en lawaai van verslepende tonnen. In de volgende avond stelden de ambtenaars dat de crypte weer was verlicht en dat er weer in de crypte gegraven werd. Toen kwam een ledige slede (sic!) d.i. een vrachtwagen met paard en die later geladen was en rustte tot voor de deur van het kapittel begeleid door een gewapende bende. Om één uur kwam de wagen weer ledig vóór de deur van het kapittel. Toen de inspecteurs in de vroege morgen van 28 augustus naar bed gingen werden ze vanop straat in hun slaapkamer beschoten werden, terwijl de kanunniken het hoogfeest van hun patroon begonnen te vieren. De député van de staten van Vlaanderen, Ameye stuurde het verslag van die twee bewogen nachten naar het Aartsbisschop van Mechelen (tot welk bisdom Ronse behoorde), die op 27 september aan de kapitteldeken Delzoy een boze brief schreef, die daarop op 2 oktober antwoordde dat hij bij zijn weten er te Ronse niets gebeurd was en alleen maar wat lawaai van een paar Gentenaars. Maar de aartsbisschop nam geen vrede met dat antwoord en insisteerde met een nieuwe brief. Weer antwoordde de deken ontwijkend en schoof de oorzaak van al het lawaai op de rug van de inspecteurs waarop de inwoners van Ronse terecht zouden gereageerd hebben. De aartsbisschop voelde dat de onverstoorbare kapitteldeken niet kon tot een bekentenis gebracht worden en beval (12 oktober 1745) dat het kapittel alle voorwerpen die er niet horen uit de crypte zouden verwijderd worden en dat de sleutels uitsluitend bij de deken zouden bewaard worden. Uit ons bekende documenten zou niet blijken dat de onregelmatigheden zich herhaald zouden hebben. Nu weten we nu dat de twee biertonnen die sinds enkele maanden in de crypte prijken, niets te maken hebbne met de baden die de zieken in de Middeleeuwen er namen, maar wel een herinnering aan de XVIIIe eeuwse bewogen rol die de crypte speelde in de internationale smokkel.

Om te begrijpen wat er gaat volgen, moet de lezer weten dat de kanunnikenvrijheid uit de vroegere Middeleeuwen een aantal voorrechten en voordelen bewaard had, o.a. het invoeren van sterke drank voor eigen gebruik zonder accijnzen te moeten betalen, maar dus niet het uitvoeren en doorvoeren van datzelfde goedje. En dàt wat de uitbaters van de kapittelkelder ineen gebokst hadden met de hulp van (ons verder onbekende) gespecialiseerde bende. Die lucratieve smokkel duurde reeds enkele jaren (die oogluikend geduld werden door een aantal kanunniken- zeker de kapitteldeken Jan Baptist Delzoy-en misschien in de voordelen ervan ook deelden. Maar de financiële diensten van het graafschap Vlaanderen te Gent vonden dat het nu lang genoeg geduurd had en stuurden drie ambtenaars van de accijnzen naar Ronse om de viso dergelijke grote smokkelonderneming vast te stellen. Blijkbaar wist men te Gent reeds vooraf wanneer de smokkelwaar zou aankomen te Ronse of vertrekken. De drie waarnemers kwamen te Ronse aan op 26 augustus 1745 en namen hun intrek in de herberg “In den Franschen Schildt” iets hogerop in de Kerkhofstraat (nu St. Martensstraat). Iets lager in dezelfde straat en op de hoek van het Schipstraatje lag de herberg “In het schip” gepacht toen door Frans Spilleers, die reeds eerder de kapittelkelder jarenlang gepacht had. Die Frans Spilleers voerde voor het kapittel regelmatig vrachtopdrachten uit. Blijkbaar bezat die Spilleers minstens één vrachtwagen en de sleutels van de crypte. Toen de inspecteurs de eerste avond op onderzoek trokken, zagen ze licht in de crypte en hoorden het gerucht van graafwerken. Maar tegelijk circuleerde een gewapende bende onder de leiding van Frans Spilleers en zijn zoon Frans en zijn broer Louis die de ambtenaar met gebaren en woord uitdaagden. Daarop vroegen de Gentse inspecteurs assistentie van de Ronsische politieagent Michel Langie, maar deze laatste liet zich na enige tijd meetonen om in het schip met de anderen brandewijn te gaan drinken. Jammer genoeg kunnen we het uitvoerig en smakelijk verslag van die twee nachten niet ex professo reproduceren (maar die tekst is te lezen in ons Sint Pieters en Hermesstift, 1960,II, p. 626 getuigenis tot undecies en in Annalen van 1986 pp. 117-127). Tot ca. 4 uur van de morgen bleven de inspecteurs de arbeid in de crypte van buitenuit te volgen: nu met aarde opvullen en lawaai van verslepende tonnen. In de volgende avond stelden de ambtenaars dat de crypte weer was verlicht en dat er weer in de crypte gegraven werd. Toen kwam een ledige slede (sic!) d.i. een vrachtwagen met paard en die later geladen was en rustte tot voor de deur van het kapittel begeleid door een gewapende bende. Om één uur kwam de wagen weer ledig vóór de deur van het kapittel. Toen de inspecteurs in de vroege morgen van 28 augustus naar bed gingen werden ze vanop straat in hun slaapkamer beschoten werden, terwijl de kanunniken het hoogfeest van hun patroon begonnen te vieren. De député van de staten van Vlaanderen, Ameye stuurde het verslag van die twee bewogen nachten naar het Aartsbisschop van Mechelen (tot welk bisdom Ronse behoorde), die op 27 september aan de kapitteldeken Delzoy een boze brief schreef, die daarop op 2 oktober antwoordde dat hij bij zijn weten er te Ronse niets gebeurd was en alleen maar wat lawaai van een paar Gentenaars. Maar de aartsbisschop nam geen vrede met dat antwoord en insisteerde met een nieuwe brief. Weer antwoordde de deken ontwijkend en schoof de oorzaak van al het lawaai op de rug van de inspecteurs waarop de inwoners van Ronse terecht zouden gereageerd hebben. De aartsbisschop voelde dat de onverstoorbare kapitteldeken niet kon tot een bekentenis gebracht worden en beval (12 oktober 1745) dat het kapittel alle voorwerpen die er niet horen uit de crypte zouden verwijderd worden en dat de sleutels uitsluitend bij de deken zouden bewaard worden. Uit ons bekende documenten zou niet blijken dat de onregelmatigheden zich herhaald zouden hebben. Nu weten we nu dat de twee biertonnen die sinds enkele maanden in de crypte prijken, niets te maken hebbne met de baden die de zieken in de Middeleeuwen er namen, maar wel een herinnering aan de XVIIIe eeuwse bewogen rol die de crypte speelde in de internationale smokkel. (A. Cambier).

A. Cambier


Crypte > Home
  | Afdrukken |Zoeken |SiteMap | Mail ons





Laatste wijzigingen: 17/09/04 @ 15:17 CET | 5.1 msec
© Copyright 2003-2024 Parochie-ronse.be
Powered by SiteEdit © 2002-2024