Home | kalender
 
Sint-Hermes

Erfgoed

Monasterium

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Home

HOOGTEPUNTEN IN DE GESCHIEDENIS VAN HET SINT-PIETERSMONASTERIUM VAN RONSE


Deel 1: Het nog jonge Monasterium van Ronse speelt reeds
een belangrijke rol in de nationale politiek (720)

image 1636

We weten dat, reeds in de latere 7de en 8ste eeuwen, de eigenlijke macht van de latere Merovingische Koningen sterk ondergraven werd door de “hofmeiers,, , een soort intendanten, eerst van het koninklijk huishouden, later ook van het bestuur van hun deel van het Merovingisch “rijk,, . Immers, toen was dit rijk reeds sinds enige decennia in vier onderlinge “deelrijken,, verdeeld , waarvan de twee noordelijke delen, resp. Neustrië (de westelijke helft) en Austrasië (de oostelijke), de voornaamste waren. De grens tussen die beide was toen de Schelde. Maar terwijl de latere Merovingers (de zgn. “vadsige Koningen,,) onmachtig bleken om zelfs hun eigen “deelrijk,, te besturen, keken de hofmeiers over de grenzen naar de naburige “deelrijken,, met de bedoeling om het oude Frankische Rijk weer te verenigen en daarbij ook hun eigen macht te vergroten. In tegenstelling tot de Merovingische tijd, toen Neustrië de hoofdrol speelde, waren het vooral de hofmeiers van Austrasië (de voorouders van de latere Karolingers), die op het voorplan traden. De meest opvallende en ondernemende was zonder twijfel Karel Martel (685-741), de bastaardzoon van Peppijn II van Herstal (ca. 640-714) en grootvader van Karel de Grote (742-814), die in 732 de bewondering en de dank van de ganse christelijke wereld afdwong bij het terugslaan van de Islamitische Arabieren in de omgeving van Poitiers.
Op dat ogenblik had Karel Martel (reeds hofmeier van Austrasië vanaf 714) in eigen land meermaals slag geleverd tijdens zijn pogingen om de hofmeier van Neustrië, Ragenfried uit het zadel te lichten en diens ambt ook in Neustrië over te nemen. Reeds eerder, door de overwinning bij Tetry (tussen Péronne en Saint-Quintin, 687 of 689) op de hofmeier Bercharius van Neustrië, had Karel Martel’s vader, Peppijn van Herstal het overwicht van Austrasië over Neustrië bevestigd. Toen deze laatste in 714 overleed, meende de hofmeier van Neustrië dat dit zijn kans was en de strijd brak in alle hevigheid los. Peppijn had alleen maar een natuurlijke zoon: Karel Martel (naar de zeden van die tijd, een bastaard); in Neustrië was de hofmeier Ragenfried, de opvolger van de in 687/689 vernederde hofmeier Bercharius bij Tetry. In die strijd tussen de beide hofmeiers (en dus tussen de beide deelrijken) kon Ragenfried o.a. rekenen op de steun van de 7de abt van de Sint-Pietersabdij op de Blandijnberg bij Gent, een Ier die, uit verering van de heilige paus Celestinus (paus van 422-432) diens naam als kloosternaam overgenomen had. Het feit dat Gent in Neustrië lag, verklaart de verknochtheid van Celestinus aan zijn eigen hofmeier.
Karel Martel versloeg deze laatste een eerste keer op de Amblève bij Malmédy (716); een tweede keer te Vinchy, op 7 km ten zuiden van Kamerijk op zondag 21 maart 718 en schakelde hem definitief uit in de slag bij Soissons in 719 (=720). Ragenfried sneuvelde.
Abt Celestinus werd in leven gelaten (waarschijnlijk na een smadelijke en pijnlijke gevangenschap), maar de wraak van Karel Martel trof de hele abdij: de andere monniken werden uit de abdij verdreven; de gebouwen en de bezittingen werden door hovelingen en medestrijders van Karel ingepalmd, m.a.w. de abdij werd eenvoudig afgeschaft. Het duurde 45 jaar vooraleer er opnieuw spraak was van enig religieus leven op de Blandijnberg.
In de oude Gentse kronijken werd de dood van Celestinus als op 765 aangeduid en die datum werd ook door latere Ronsische kronijkers overgenomen. Dus zou Celestinus 45 jaar te Ronse in Austrasië als banneling geleefd hebben. Maar een aantal Gentse historici plaatsen daar een groot vraagteken bij. In werkelijkheid betekende het jaar 765 de verkiezing van een nieuwe abt te Gent en de Gentse kronijkschrijvers beschouwde dat als het eindevan het abbatiaat van diens voorganger Celestinus. Wanneer Celestinus te Ronse stierf, weten we dus niet. Betekende ook de datum van 17 mei, als feestdag van de “martelaar,, Celestinus op de liturgische kalander van onze latere kollegiaal, ook de echte sterfdag van de afgezette abt?...
Aangezien de klerikale opvatting over Karel Martel’s nogal anti-klerikale politiek – hij plunderde tientallen monastieke bezittingen om zijn strijders (en met hun paard en hun uitrustingen) na de overwinning van 732 bij Poitiers daarvoor te vergoeden – kregen allen die als tegenstanders van Karel Martel hun leven, of hun gezondheid, hun bezit of hun ambt verloren, algauw de titel van martelaar. En zo kwam het dat de abt Celestinus als martelaar te Ronse vereerd werd en dat dus zijn relieken samen met die van de heiligen Cornelius en Cyprianus op 17 mei 1167 in een mooi laat-romaans schrijn gesloten werden. Toch reeds doet bij ons een klein lichtje branden, want op de tekst die op hun schrijn stond, werden de drie heilige C’s als TRES APOSTOLICOS PATRES betiteld. Blijkbaar dus dachten de Kanunniken (= allen of enkelen of alleen maar de auteur van die verzen?) dat het niet over de verbannen abt ging, maar over diens naamgenoot de heilige paus Celestinus (paus van 422-432). En toch wist iedereen dat die paus geen martelaar was en dat de feestdag van die heilige paus niet 17 mei maar wel 6 april was. Daarom lazen we op dat schrijn over de er vereerde heilige: VITA(E) CELESTINI GLADIO FUERAT DATA FINIS (= het leven van Celestinus werd met het zwaard beëindigd). Dus toch wel de gefolterde en verbannen abt…
Deze onzekerheid werd gretig aangegrepen door de auteur van het beruchte boekje Sint-Hermes – Van Ronse tot Ronse die een record brak door meer fouten bijeen te schrijven dan volzinnen. De onervaren maar zelfverzekerde auteur sprak voortdurend met plezier de door ons jarenlang bijeengestudeerde documentatie tegen. Op pag.6 verhaalde hij neutraal de hier reeds verhaalde gebeurtenissen rond Karel Martel, Ragenfried en Celestinus, maar op pag.30 probeert hij mijn beweringen dat de te Ronse vereerde heilige niet de paus uit de 5de eeuw, maar wel de gemartelde en verbannen Gentse abt uit de 8ste eeuw, tegen te spreken met zijn weinig overtuigende uitspraak: “Er zijn nochtans weinig redenen om aan te nemen dat die (=de Gentse abt) ooit de nodige status verwierf om zijn stoffelijke resten als reliek te vereren,, . Op het opschrift wordt hij enerzijds als een PATER APOSTOLICUS, dus als paus betiteld, maar tegelijk als martelaar. Blijkbaar vereerde men te Ronse sinds enkele eeuwen iemand die men traditioneel als een martelaar beschouwde, maar wiens juiste identiteit men niet meer kende. Immers de episode met Ragenfried kent men alleen maar via de Gentse abdijkronijk en die werd pas vele eeuwen later ook te Ronse bekend. En aangezien men als heilige alleen maar één Celestinus nl. als paus kende, moest men wel hem met de paus vereenzelvigen al moest men hem de titel – tegen beter weten – van martelaar op plakken. Bij ons nu het omgekeerde: aangezien er bij ons alleen maar één tweede personage bestond behalve de paus en die titel van martelaar terecht mag dragen, is dat alleen maar de Gentse abt.
Maar waarom hebben we die episode hier opgevoerd en dan wel als hoogtepunt in de geschiedenis van ons Monasterium?
We vermoeden dat de monasteria van Ronse en Leuze slechts opduiken in de latere toevoegingen van de monnik Milo van Saint-Amand ca.860 als stichtingen van de grote evangelisator van onze streken, omdat ze waarschijnlijk ontstonden in de latere jaren van Amandus’ activiteit, waarin zijn invloed en zijn leiding nog steeds bepalend was, maar zijn effectieve aanwezigheid uitbleef. Aangezien Amandus ca.675-678 overleed, moet het Monasterium van Ronse vóór die datum ontstaan zijn.
Toen Celestinus dus in 720 te Ronse aankwam, was het klooster van onze stad een goede halve eeuw oud. Niettegenstaande betrekkelijk jong nog, moet die monnikenstichting bij de Austrasische hofmeiers op een goed bladje gestaan hebben. Dit dès te meer omdat dit klooster Hrodhenaske op slechts enkele kilometers van de grens met Neustrië lag en dat dus de hofmeiers van Austrasië er voor zorgden dat vóór en tijdens de strijd de abt en de monniken “aan de goede kant,, stonden en dat dus Ronse in de ogen van Karel Martel zeker “veilig en betrouwbaar,, voldoende was om de “rebelse,, Neutrische abt wel met evangelische broederlijkheid op te nemen maar tegelijk ook met discrete achterdocht onder de ogen te houden en eventueel de politieke machthouders van het doen en laten van de nog steeds mogelijk gevaarlijke tegenstanders op de hoogte te houden.
Pas toen Celestinus dood was, en dus ongevaarlijk geworden, werd hij een martelaar en een heilige.
Dat Ronse daaruit kwam als één van de meest vooraanstaande klerikale instellingen van het rijk zullen we ook in de volgende episodes uit de doeken doen.
A. Cambier


St.-Hermes > Monasterium > Home
  | Afdrukken |Zoeken |SiteMap | Mail ons





Laatste wijzigingen: 19/02/04 @ 03:38 CET | 8.5 msec
© Copyright 2003-2024 Parochie-ronse.be
Powered by SiteEdit © 2002-2024