Home | kalender
 
Sint-Hermes

Erfgoed

Monasterium

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Home

HOOGTEPUNTEN IN DE GESCHIEDENIS VAN HET SINT-PIETERSMONASTERIUM VAN RONSE


Deel 2: Het Sint-Pietersmonasterium van Ronse financiert
de evangelisatie van de Nedersaksers

.
image 1637
De hele rol die Ronse in deze episode gespeeld heeft, kennen we slechts door een belangrijk document dat we reeds in 1989 in detail gepubliceerd en vertaald hebben (Rothnacum Sacrum, p.48-54). Maar op het ogenblik van die publicatie wisten we nog niet dat dit archiefstuk vals was. Zoals we in de Annalen van onze Oudkundige Kring (1996, pp 5-9) aangetoond hebben, werd dat dit document niet in 834 opgesteld in de keizerlijke kanselarij, maar in het Hamburgse bisdom ca. 1054-1073, waarschijnlijk van de hand van twee verschillende soorten bronnen; de ene van historische aard. Deze zijn blijkbaar authentiek en die zullen we in dit en het volgende artikel gebruiken. De andere bron voor het vals document van zgn. 834 is een schaamteloos bijeengeraapsel van authentieke keizerlijke formules om de onterechte strevingen van het bisdom Hamburg te ondersteunen. Dit gedeelte van het valse document interessert ons natuurlijk helemaal niet, maar het is wel belangrijk eerst en vooral vooraf te benadrukken dat de (blijkbaar authentieke) historische gegevens door de falsaris gebruikt werden om de oneerlijke bedoelingen van het bisdom Hamburg een schijn van waarachtigheid te geven aan de andere helft van het document. Ten tweede echter moesten die als historisch voorgestelde gebeurtenissen in oudere bronnen toen terug te vinden en konden dus op hun exactheid konden nagegaan worden (maar die we nu niet meer kennen) en waarmee de vervalser dus niet met willekeur kon omspringen.

Welke waren die gebeurtenissen die de 11de eeuwse auteur in de eerste helft van zijn document aangehaald heeft om de bewegingen in de andere helft te ondersteunen?

Het betreft hier over de hele gewelddadige bekerings- en veroveringspolitiek van Karel de Grote met betrekking tot de Saksers langs de beneden-Elbe. Zijn vader (Peppijn de Korte) had reeds enige pogingen ondernomen om het Frankenrijk oostwaarts uit te breiden en om de plundertochten van de Saksers in te dijken. Zo hadden die in 752 nog een dertigtal (houten) kerken in brand gestoken. Vanaf 772 begon Karel de Grote een echte kruistocht (tot 778) tegen de heidense Saksers, waarbij hun nationaal heiligdom, ten N.O. van het huidige Paderborn, met de heilige boom, de “Irmin-zuil” vernield werd. Drie jaar later (775) boekte hij reeds zijn eerste tijdelijke suksessen, maar telkens opnieuw brak de opstand tegen de Franken uit. Het hoogtepunt van die strijd was de wederzijdse slachting te Verden in 782. Telkens nam Karel gijzelaars mee naar het Frankenland.

Drie jaar later (785), na een zware nederlaag, gaven de voornaamste Saksische aanvoerders, Widukind en Abbi, zich met hun medestrijders aan Karel over en lieten zich dopen, maar de verhoopte vrede duurde slechts enkele jaren tot 793. Het was gedurende elk van die rustige periodes die op de Saksische nederlagen volgden, dat Frankische missionarissen in Saksenland doordrongen, het Christendom predikten, bekeerlingen doopten en kerken bouwden. Bij elke nieuwe opstand echter gingen de houten kerken in de vlammen op, werden de priesters vermoord en vluchten de bekeerlingen naar het westen. De laatste opstand van 793 in Nedersaksen duurde nog 11 jaar, vooraleer het land helemaal onderworpen en definitief in het Frankenrijk werd ingelijfd (804).

Onder de maatregelen van Karel om nog nieuwe opstanden te vermijden, moeten we de gedwongen massale bevolkingsverhuizingen (niets nieuws onder de zon!) vermelden. De bewering dat zo’n groep verbannen Saksers te Ronse “übergesiedelt ,, werden, komt slechts in een zeer late en onbetrouwbare bron voor.

Het is in het kader van die 32-jarige oorlog en zijn einde moeten we de tussenkomst van het monasterium Hrodhenaske in de bekering van de Saksers en in de organisatie van de kerkelijke hiërarchie in hun land situeren, zoals de kronijker-falsaris uit de 11de eeuw het zag.

Deze laatste situeerde zijn document (noodzakerwijze) onder het heerschap van de zoon van Karel de Grote, Lodewijk de Vrome (°778, keizer van 814 tot 840) en meer bepaald op het ogenblik dat deze laatsgenoemde overging tot het definitief stichten en organiseren van het bisdom Hamburg (834). Dus wordt de hele periode van de Saksenoorlog en de bekeringspogingen in een recent verleden als een soort historisch overzicht gesitueerd.

Daarom geven we hier de vertaling van de letterlijke tekst van die passages die ons speciaal aanbelangen:
Onze vader Karel, roemrijker gedachtenis, had het ganse Saksenland aan de kerkelijke godsdienst en het juk van Christus onderworpen tot aan de grenzen van de Denen en de Slaven en een had hun wreedaardige harten met het zwaard getemd. Daar, in de uiterste hoek van Saksonië, tussen de gebieden van de Denen en de Vandalen…had hij aan de overzijde van de Elbe beslist een bischopszetel te vestigen.

Toen nu de naar elders verbannen krijgsgevangenen t’allenkante naar hun geliefd vaderland terugstroomden, had hij dit diocees aan een zekere priester Heridag speciaal toevertrouwd met de bedoeling hem tot bisschop te laten wijden voor de ganse kerk aan de beneden-Elbe.
Nu vertrouwde hij aan die genoemde priester een monasterium Hrodhnaske (=Ronse) toe om hem als (financiële en logistieke) hulpbron te dienen, voor zijn t’allenkante door gevaren omringd missiegebied. Maar, omdat het vlugge verscheiden van onze vrome vader (Karel de Grote, 814) de bisschopswijding van die genoemde man (Heridag) nog tijdens zijn leven onmogelijk had gemaakt, had ik (=Lodewijk de Vrome) in het begin van mijn keizerschap zoveel aandacht te schenken aan de veelvuldige aspecten van mijn bestuur, dat ik minder tijd had om mij bezig te houden met het vervullen van de onvoltooide taak van mijn vader in de grensgebieden van zijn rijk…

De pseudo-kiezer gaat verder met te zeggen dat hij helaas het monasterium van Ronse nu niet meer aan het pasgestichte bisdom Hamburg kan schenken en in de plaats ervan schenk hij het monasterium van Torhout. (Dit laatste kan historisch bewezen worden).

Als we daarin beschreven gebeurtenissen op de achtergrond van de hierboven door ons verhaalde saksenoorlogen en hun einde projekteren, kunnen we de activiteiten van priester Heridag op het einde van de 8ste en/of het begin van de 11de eeuw situeren, dit is in de laatste decennia van Karels leven.

Noch over Heridags oorsprong (hij droeg wel een Germaanse naam), over de resultaten van zijn bemoeiingen, noch over zijn mysterieus verdwijnen spreekt de auteur van het vals document met geen woord… Was de bron die deze auteur daarvoor gebruikt had, daarvoor iets meer loslippig? Vergeten we niet dat de gebeurtenissen echt meer dan drie eeuwen vroeger plaats gegrepen hadden. Is deze oudere bron verdwenen met de krankzinnige afbraak van de middeleeuwse kathedraal van Hamburg in de 19de eeuw en het urbanistisch volledig afgraven van de ganse Domheuvel?

Ondertussen heeft iemand anders de episode van de Saksenoorlogen en de aktiviteit van priester Heridag op zijn manier verteld. In het stilaan berucht geworden boekje van Jan Van Damme: “Sint-Hermes, van Rome naar Ronse,, lezen we op pp. 6-7 dat priester Heridag er tot Heribert steevast omgedoopt is. Bovendien weet Jan Van Damme blijkbaar niet dat deze hele episode op een vals document stoelt, alhouwel hij mijn artikel uit de Annalen daarover in zijn bibliografie citeert!... Nog erger; volgens Van Damme schonk Karel de Grote ons monasterium aan priester Heribert (sic!) nadat hij het bisdom Hamburg gesticht had. Om zo drie kemels in een enkele kleine alinea bijeen te krijgen, moet ge athleet zijn. Maar de rest van het boekje is een koek van dezelfde deeg.

Laten we besluiten: waarom benadruk ik zo duidelijk de tussenkomst van het monasterium van Ronse in de bekeringspogingen van de Nedersaksers? Ronse was toentijd nog geen stad met 24 à 25000 inwoners. Zelfs het grondgebied van ons monasterium, beperkt tot een driehoek tussen Hundelgem tot Twee-Akkeren (of Lessen) en vandaar naar Molenbeek (Molenbaix) en vandaar weer naar Hundelgem, maar op 5 km van de Scheldegrens (militair gebied), was blijkbaar in staat om een zo zware financiële last te dragen. Als dus Karels grootvader Karel Martel Ronse voldoende veilig vond om een gevaarlijke tegenstander goed in de ogen te houden, zo vond ook Karel de Grote dat ons monasterium financieel voldoende stevig op zijn poten stond om een zo geldverslindende missionering te kunnen ondersteunen. In ons derde en laatste artikel in deze reeks zullen we aantonen dat ook keizer Lodewijk de Vrome hetzelfde vond. In ons algemeen besluit zullen we zien dat men in ons bisdom Kamerijk in de vroege 11de eeuw dezelfde mening had over het toen reeds opgedoekte monnikenklooster. Een kleine “cella,, van niks? Neen, allesbehalve dat!

(Erratum: in ons artikel over de schilderijen van August Delfosse van september 2003 hebben we een storende HK-fout overzien. Op de vijfde laatste regel van blz 1 moet er staan dat dat schilderij geen koper gevonden had i.p.v. copie. Met excuses!)
A. Cambier


St.-Hermes > Monasterium > Home
  | Afdrukken |Zoeken |SiteMap | Mail ons





Laatste wijzigingen: 19/02/04 @ 04:01 CET | 8.6 msec
© Copyright 2003-2024 Parochie-ronse.be
Powered by SiteEdit © 2002-2024